Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 14-04-2023

in de bus blazen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) geld uitgeven; grote uitgaven moeten doen; op kosten gejaagd worden.

• hij moet in de bus blazen. (Calisch: Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal. 1864)
• In de bus blazen. Misschien heeft deze spreekwijze haar ontstaan te danken aan een middeleeuwsche klucht, getiteld De Buskenblazer1), waarin een oud man, al het geld, ontvangen voor eene koe, die hij op de markt verkocht heeft, aan een kwakzalver geeft, die hem daarvoor in een bus laat blazen met de verzekering, dat hij hierdoor weer jong en mooi zai worden2). Een bezwaar hiertegen is, dat deze spreekwijze eerst in de 18de eeuw wordt aangetroffen, toen deze klucht zeker niet meer algemeen bekend was. Waarschijnlijker komt me de meening voor van Prof. Verdam, Mnl. Wdb. I, 1479. Deze verklaart bus door geldbus (men zegt ook ‘in den buidel blazen’) en blazen door doen verdwijnen. Vgl. onze gemeenzame uitdrukking: hij is geblazen, d.i. verdwenen. In de bus blazen is dus ‘het geld uit de geldbus doen verdwijnen.’ Dat blazen in den zin van doen verdwijnen in de 18de eeuw gebruikelijk was, bewijst ons een spreekwijze uit Harrebomée I, 52: ‘Compeer, dat is je geblazen, zei Pietje de beurzensnijder, en hij sneed zijn buurmans beurs,’ aan welke uitdrukking ons ook herinnert Langendijk's Quincampoix, bl. 58: Wy bobbelboeren al den brui / Zyn wyze, en zeer bequaame lui, / Om met een wonderlyke gratie / De beurs te blazen van de natie. (Noord en Zuid. Jaargang 19. 1896)
• Bus blazen, (In de - betalen, in den zin van roering brengen in de rustig liggende penningen, geld uitgeven. In de middeleeuwen bewaarde men zijn geld ook wel in bussen. Geldbus was dan = spaarpot. vgl. armenbus, kerkbus. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Nu, de meester kon z'n nut wel opdoeken voor dit seizoen. Want het Heilsleger was gekomen. Dat ging me daar van tararaboemdijee. De kapitein blies op een trompet en de luitenant maakte er een helsch lawaai bij; 'n mensch z'n hart ging open als je 't hoorde. Het was echter in de bus blazen, leelijk hoor! Op de mooiste avonden hadden ze zooveel als rangen; den eersten een dubbeltje, den tweeden vijf centen. Maar als je bekend stond voor een dronkaard - dáár waren ze dol op! - of voor een arme-drommel, kwam je er voor niemendal in. Dat is te zeggen: die ontkwamen net zoo min als de rest aan de collecte. (Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 14. 1904)
• De melkboeren van Apeldoorn willen dat hun stadgenoten in de bus blazen voor hun zieke burgemeester. (Algemeen Dagblad, 28/09/1968)
• Laten we, allen in de bus blazen en een bijdrage storten voer de stakers die zich voor ons bestwil in de kou lieten zetten. (Het vrije volk, 19/02/1972)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)