Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-03-2022

ikkerigheid, ikkigheid

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) zelfzucht; egocentrisme.

• Uit ikkigheid beroofde hy my van myn kind, van eene teederbeminde echtgenoote en van de rust myns levens! (Pieter Ecrevisse: De Drossaert Clercx, eene omwerking van De Teuten in de Limburger Kempen. 1846)
• Het spijt ons; wij hadden zoo gaarne een Multatuli gelezen zonder zijn martelaarsche ikkerigheid, als dat mogelijk ware tenminste! (De locomotief, 02/02/1877)
• Manus zelf onttrok zijn eigen Ik geen oogenblik aan deze vlijmende critiek. Met wriklooze gestrengheid veroordeelde hij zijn muffe ikkerigheid; maar ook die van anderen. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3. Manus Peet. 1922)
• Geen woord heeft zij van verwijt, van wrevel zelfs gesproken. Ik zie haar aan, ik tracht te weten: lijdt zij? Trots zelfzucht en ikkerigheid, die je mij voor de voeten werpt, wil ik het weten: lijdt zij? Zij sluit zich af. (Groot Nederland. Jaargang 24. 1926)
• Toch is Wilmink, zelfs in zijn imitaties of hommages, helemaal Wilmink, hoe moet ik dat gaan uitleggen. Hij is een robuust soort iedereen, misschien is dat juist een verademing tussen ikker-dan-ik-zijnde pro-beerders. Je houdt op den duur niet zoveel meer over, met die ikkerigheid. (Bzzlletin. Jaargang 26. 1996-1997)
• De kritiek op de aangehaalde formuleringen komt eerder voort uit ongeschreven normen over hoe mensen zich zóúden moeten uitdrukken. Taaletiquette dus. Mogelijk vindt de lezeres dat een formulering als 'mijn kinderen' een uiting is van egocentrisme, narcisme of andere vormen van ikkerigheid. (Trouw, 01/12/2021)
• De zin ' Ik neig onpersoonlijk naar een vaccinatieverplichting' voelt alvast als nonsens, dus die 'persoonlijk' dient niet om daar het onderscheid mee te maken. Nee, waarschijnlijk gebruikt Wouter Beke die 'persoonlijk' om te zeggen dat het hier om zijn eigen standpunt gaat, en zijn 'ikkigheid' dus nog te beklemtonen. (De Standaard, 17/01/2022)