Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 11-05-2025

iemand een oor aannaaien

betekenis & definitie

(18e eeuw) (inf.) iemand bedriegen, voor de gek houden. Ook `iemand last bezorgen, ergens mee opzadelen'. Volgens Tuinman (Oorsprong en uitlegging van Nederduitsche spreekwoorden, 1726 en 1927) worden hier (gemaakte) ezelsoren bedoeld. Doordat men iemand tot een ezel maakt, is hij lichter te verschalken. Vroeger was de meervoudsvorm gebruikelijk: iemand oren aannaaien.

• De Hemel weet, met welk een Fransche Madam je my op 't lyf komt. Maar je kent my; je weet dat ik my geen ooren laat aannaaijen. (Betje Wolff en Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. 1782)
• Ik moet u verwittigen, jong mensch, dat ik mij niet ligt laat ooren aannaaijen. (Domien Sleeckx: In ’t schipperskwartier. 1861)
• Iemand iets doen gelooven: iemand ooren aannaaien, iets op de mouw speten. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887)
• ooren, in: ik loat mie gijn ooren annaien (= aannaaien) = ik laat mij niet foppen, men kan mij niets wijsmaken; ook: ik laat niet met mij sollen; Oostfr. de let sük gin oren anneien, zooveel als: geene ezelsooren, horens, aan de muts naaien, zooals dat op vastenavond het gebruik was. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• Oor. Op school zette men vroeger den kinderen, als straf voor hun domheid, b.v. na een dwaas antwoord, een paar ezelsooren op; uit de volgende plaats blijkt, dat men zulks in de 16de eeuw, en waarschijnlijk nog wel later, noemde iemand een paar ooren aannaaien; Marnix, Bijencorf III, 2: De Ketters (sullen) M. Gentiano noch een paer ooren willen aen naeyen, dewijle hij niet gemerct en heeft, dat hij (Christus) hier tegen sich selven ende tegen onse L. Moeder de H. Kercke spreeckt. Vandaar iemand ooren aannaaien, hen om zoo te zeggen, tot een ezel maken, zoodat hij zich licht om den tuin laat leiden, verschalken, foppen. Thans in Noord-Nederland niet meer algemeen bekend. (Noord en Zuid. Jaargang 18. 1895)
• Ooren (Zich geen - laten aannaaien, zich niet laten foppen of bedriegen. Uit eene fabel van Aesopus, de vos met de ezelshuid. In casu, ooren = ezelsooren. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Iemand ooren aannaaien, hem wat wijsmaken, hem bedotten. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)
• Je het heur vrijlaten gaan; naai mijn maar gien oren 'an. (Herman de Man: Het wassende water. 1925)
• Ze doen er in dit verband trouwens ook weinig toe: ik wilde u alleen maar de geschiedenis van het oortjesmaken vertellen - een geschiedenis die mij overigens door een van mijn haeghse vrienden verhaald werd ter verklaring van een zegswijze die toentertijd nogal in zwang was, n.l. ‘iemand oren aannaaien’ in de betekenis van: foppen, in de luren leggen. (Paul Rodenko: Helse vertelsels. Deel 2. De nijvere nachten van Teobaldo en andere onstichtelijke historiën uit vrijmoediger eeuwen. 1963)
• Ik zit U geen oor aan te naaien! (Gerrit Komrij: Horen, Zien en Zwijgen, 1977)
• Wij laten ons geen oren aannaaien. (Maarten ‘t Hart: Mammoet op zondag. 1977)
• Maar als je mij een oor aannaait, vee van Laban, dan vind ik jullie…! (Theun de Vries: De vogels en het erf. 1978)
• De heren naaien je een oor aan, gonsde het in mijn hoofd. (Hans Koekoek: Liefzijn toegestaan. 1982)
• Die dame laat zich door mooie praatjes geen oren aannaaien. (Zuerst kommt das Fressen!) (Monika van Paemel: De vermaledijde vaders. 1985)
• Stomme gasten, door een achterlijk kind met een klein bloesje en kromme blote benen op torenhoge naaldhakken lieten ze zich een oor aannaaien. (Helga Ruebsamen: Op Scheveningen. 1988)
• Zijn dit uitjes voor huisvrouwen, bedoeld om hen onderweg een commercieel oor aan te naaien? (Opzij, mei 1992)
• Dus: Mevrouw, want voor negentig procent zijn het wijven, allemaal randdebielen die erom vragen om verneukt te worden, mevrouw, u ziet eruit of u veel leest, enz. enz. Naai d’r maar een lekker oor aan. (Yvonne Keuls: Lowietjes smartegeld. 1995)
• Nederlanders zijn brave belastingbetalers, zeggen de officiële statistieken. Maar binnen de wettelijke grenzen naaien we de fiscus toch een oor aan. (Elsevier, 14/03/1998)
• Verder wil ze niet veel kwijt aan journalisten, want ‘die proberen je altijd een oor aan te naaien’. (HP/ De Tijd, 16/10/1998)
• Op alle gebieden des levens zijn ondernemingen en experts bezig de consument een oor aan te naaien. (NRC Handelsblad, 02/12/2000)
• Tussendoor belde ik met diverse stichtingen en instanties die mij oren trachten aan te naaien en poten uit te draaien ten behoeve van het dienen van hun eigen nut. (Anneke Brassinga en Freddy Rikken: Tussen vijf en twaalf. 2005)
• Hij denkt dat ze hem een oor willen aannaaien. (Rob Zijlstra: Zittingszaal 14. 2007)
• En ik moet me door nonnen of pastoors geen oren laten aannaaien. (Monika van Paemel: De koningin van Sheba. 2008)
• Valse jokkebrok! Je probeert mij een oor aan te naaien. (Maarten ’t Hart: Verlovingstijd. 2009)
• Waar waren de mensen toen de VARA me een oor aannaaide ten tijde van de Sterrenshow? (Henk van Straten: Superlul. 2011)
• Na de moord op Marco Eijk wordt ook wel eens gesuggereerd dat Piet Schneider daarmee te maken had, omdat Marco hem een oor had aangenaaid, maar volgens een insider is dat onzin. (Hendrik Jan Korterink: De Haagse penose. Achter de schermen van een gesloten onderwereld. 2012)

< >