Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-06-2023

griet

betekenis & definitie

(17e eeuw) (inf.) meisje, vrouw. De gevoelswaarde wordt bepaald door de toon waarop het woord wordt uitgesproken of door een nadere bepaling: 'een domme of onnozele griet; een rotgriet enz.' Het verkleinwoord heeft een positievere connotatie. Dat was al het geval in de 16de eeuw, bijvoorbeeld bij Jacob Cats: 'Elck prijst sijn Grietjen al is se begrommelt / Elck heeft sijn liefje lief, al isse besnot.' Bij Harrebomée vinden we zegswijzen waarin met 'griet' eerder een kwaad wijf werd bedoeld. In de 20e eeuw duikt ook de samenstelling 'moordgriet' op: een verrukkelijk meisje of een leuke vrouw. Tegenwoordig heeft het woord in de jeugdtaal eerder een positieve betekenis. Als vertaling van de filmtitel 'La belle et la bête' dook in Amsterdam lange tijd 'de griet en de griezel' op. Verder nog: ‘Mooie grietjes duren niet lang.’

• Griet. Verkorting van Margaretha, Margriet. Dit woord komt in onderscheidene volksuitdrukkingen voor, waarin het steeds een ‘booze, lastige vrouw’ beteekent. Voorts komt het woord nog voor in de uitdrukking: elkander geen Grietje noemen, in den zin van ‘elkander geen kool verkoopen, maar de dingen bij hun rechten naam noemen.’ In plaats van Grietje komen ook voor Elizabet, Guitje, Lijsbet, Mietje of Pometje. In den uitriep: Griet! groote Griet! is het woord eene opzettelijke misvorming van het woord God, een basterdvloek. (Noord en Zuid. Jaargang 18. 1895)
• ... en Annie was een echte dolle griet, verbazend openhartig in haar spreken, maar anders en misschien ook wel daarom een engel van een meid. (A.C.C. de Vletter: Paljas. 1902)
• Een aardig Grietje is de moderne benaming vaneen leuk meisje. Dit is wat men in de taalkunde een neologisme zou noemen: een nieuw woord dat aan de taalschat wordt toegevoegd. Maar ’t woord Griet als eigennaam is al stokoud. Eigenaardig is, dat men de naam Griet in vroeger, tijd juist bezigde voor: een kwaad wijf. Talrijke spreekwoorden en zegswijzen bevestigen dat Men zei bijvoorbeeld: Waar een Griet in huis is, behoeft men geen hond; Grieten zijn deugnieten, en met een zinspeling op de vis die griet heet: ’n Griet is. goede vis, maar kwaad vlees. Natuurlijk is de naam Griet een afkorting van Margriet en Margriet komt van Margaretha. De Heilige inde R.K. Kerk, die Sint Margaretha heet, moet volgens de overlevering eens de duivel zelf hebben vastgebonden en was dus kennelijk een vrouw die voor geen kleintje vervaard was. De overgang van potige, fikse vrouw naar boosaardig wijf is heel begrijpelijk. (Twentsch dagblad Tubantia, 28/11/1952)
• Sta dan ook niet te .... voor dat raam, ga met die .... griet in het bos liggen vozen. (Leidsch Dagblad, 24/11/1959)
• Maar het mooiste van alle boeken moet nog verschijnen. Dat zal niet eerder dan over twee jaar zijn, maar de titel is al bekend: “Slang". Daarin komt een fraaie verzameling van bargoens, taaleigen van Amsterdam en Rotterdam en modernismen. Als voorbeelden van deze laatste categorie geeft de heer Huizinga: moord griet, tent (voor café) en drankje (voor borreltje). „Nee", zegt de levendige oud-referendaris „om die woorden te achterhalen heb ik mij niet persoonlijk in nozemkringen hoeven te begeven". (De Tijd De Maasbode, 18/08/1962)
• Al die grieten die ik ken zweren bij de pil. (Johan Fabricius: Met klein orkest. 1971)
• Vóór Elias had kunnen bedenken wie hij bedoelde - wat zeurden die volwassenen toch altijd over vroeger, vroeger, over het eten wat ze gehad hadden, en de grieten of kippetjes of snoesjes of keten of popjes met wie ze uitgeweest waren - sprak meneer Lake verder tegen zijn vader. (Margaretha Ferguson: Elias in Batavia en Jakarta. 1977)
• ‘Kijk 'ns, wat een moordgriet!’ zegt Bubi met kennersstem en hij klakt met zijn tong. ‘Daar moeten we een keer naartoe.’ (Miep Diekmann en Dagmar Hilarová: Ik heb geen naam. 1980)
• Het album was een zwaar lederen ding met verbroken koperen slot, en binnenin, heremijntijd, zat het volgepropt met heel oude fotos van blote grieten. (Louis Paul Boon: Eros en de eenzame man. 1980)
• Dat is één van de aantrekkelijkheden van Brussel, de wijven. Mooie grieten heb je hier. (Hugo Raes: Het jarenspel. 1981)
• Apropos Abe, zou je niet 's kunnen zorgen voor een lekkere griet… (Jef Geeraerts: Diamant. 1982)
• Om te beginnen kunnen die grieten bij ons op school niet met jongens omgaan.... (lezersbrief in Vrij Nederland, 12/10/1985)
• Echt, ik ben niet jaloers, ze is een prima griet, maar die concurrentie tussen ons ben ik echt zat. (18-jarig meisje in Club, december 1987)