Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-07-2020

gepikt

betekenis & definitie

(1967) (inf.) (in de uitdrukking 'zich gepikt voelen') benadeeld.

• Een grote schare journalisten in Nieuwspoort, vooral de radiomensen, voelt zich gepikt als Biesheuvel eerst op het scherm komt. (Het Parool, 16/03/1967)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• Sjaak Swart, weer present in Ajax 111, voelt zich gepikt. Met oud-Ajax zou hij er in Almelo toe hebben bijgedragen dat een wedstrijd tegen oud-Heracles voor een goed doel niet met winst maar met verlies werd afgesloten. (De Telegraaf, 04/09/1976)
• In georganiseerd verband kenmerken zij zich door een schooljuffrouwentoon die ik onuitstaanbaar vind. Toch, omdat momenteel iedereen het prettig vindt om te contesteren en zich gepikt te voelen…. (Renate Rubinstein: Twee eendjes en wat brood. 1981)
• Chris Bus is terug uit New York. De stad-Groninger zwaargewicht full-contact karate behaalde in 'The big Apple' een tweede plaats bij het 'American Open'. Op zich fraai, maar Bus, die als titelhouder een van de favorieten was, is toch een beetje boos. (Nieuwsblad van het Noorden, 22/10/1982)