Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-02-2023

geladen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (euf. of sch.) dronken. Soms versterkt tot 'zwaar geladen'.

• Zwaar gela(d)en zij'n, veel gedronken hebben. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)
• Wien genoeg was geladen, werd niet meer getapt; dus ook geen geraas en getier, maar wèl betalen... (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Geladen: dronken. 'Ik heb het subiet in de mot, als hij geladen thuiskomt.' (P. Kempeneers: Reddelen onder de boompjes. Een eerste verzameling lokale en regionale woorden en zegswijzen uit het Tiense met enkele toemaatjes. 1976)
• Geladen. volt. deelw. als bn. Uitdr.: Ha-j-is schiêf gelöje = hij is dronken. (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)