Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-09-2022

zwaar

betekenis & definitie

1) (1976) (sold.) zware straf; zwaar arrest.

• Deze onschuldige handeling kost hem vijf dagen zwaar. (Fons Burger: Soldaten in het geweer. 1976)
• Ik dacht dat het vijf voor elf was, we hebben nog een uur. Tien voor elf op z”n laatst moeten we weg. Anders krijgen we gelijk drie dagen zwaar. (Jan Vermeulen: Vechten in Veenendaal. 2019)

2) (1913) (inf.) ernstig, gewichtig.

• Zwaar worden, zijn, doen: ernstig. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913)

3) (1973) (inf.) dronken.

• Het aantal synoniemen van het begrip „dronken zijn” is erg groot. Hier komen er een paar; aanvullingen op de lijst zijn van harte welkom. Hij is dronken; beschonken; te veel gedronken; onder invloed; onbekwaam; bezopen; zat; tipsy; boven z’n theewater; kachel; teut; ’m om; lazerus; geschuffeld; te diep in het glaasje gekeken; zijn zakken vol; aangeschoten; te veel aan Bacchus geofferd; een stuk in z’n kraag; blauw; de prins gesproken; in kennelijke staat; schouterig; top! zwaar; in de derde hemel; houten ogen; de hoogte; lam; doorgezakt; als een toeter; in de lorum; als een maleier; als een oorlogsschip; als een meloet; als een kanon; als een joker; als een gieter; sjikker; in de olie; laveloos; als een majoor; gestoofd; aan de vracht; keil; beneveld; afgeladen; in de neurie; als een tol. (Algemeen Dagblad, 02/10/1973)

4) (17e eeuw) (ook: zwaargaand) (inf.) zwanger. Betekent eigenlijk: dik, met bolle buik. In uitdrukkingen zoals: zwaar gaan; zwaar raken; x maanden zwaar.

• (A. De Cock: Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk. 1911)
• Zwaargaan. (Ver.), ww. Zwanger gaan: (1849) Dan nog meest was my verdriet, 'k Ging van hem zwaer 'k en kost geen troost verwerven, Myne ouders kwamen sibiet Alle twee op eenen dag te sterven. Verz. Liederen. (Ware gesch. tusschen een minnaer en minnaresse). (1664) mijn vrouwe is sieck, ende gaet swaer. Pol. boeck. 6, 77a. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 2009)
• (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)