(2013) (ook: zat als) (inf.) erg dronken.
• Tot de cafébaas zei: “Mark, ge zijt zat, ga naar huis.” En dan probeerde Mark te zeggen: “Allez, voor ne goeie klant … de laaaatstste”, en wanneer hij die moeilijke cluster van eindmedeklinkers nog uit zijn mond kreeg, dan tapte men zijn laatste en daarna ging hij braaf De Gouden Poort uit, “zat als een orgel”, zeiden de overige, al even bezopen stamgasten. (Geert Colpaert: Het boek der ontwenning. 2013)