Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-11-2020

doorgezakt

betekenis & definitie

(1966) (inf.) stomdronken, niet meer op zijn benen kunnen staan. Syn.: doorgestort*.

• ... een tevreden klant 55 de doorgezakte man 58 het verloren ego 59 de schuldeiser 63 zijne koninklijke hoogheid in verdrukking.... (Gust Gils: De röntgenziekte. 1966)
• Op elk van de zeven krukjes voor de tapkast zat een man, doorgezakt, dronken, twee hadden het hoofd op de armen gelegd en ze schenen te slapen. (Paul Koeck: Irish mist. 1974)
• Doorgezakt (volkstaal) dronken. (Johanna van Reeuwijk: Groot Nederlands Drankwoordenboek. 1984)
• Zeg niet: 'Kees is ontslagen omdat hij altijd dronken is', zeg: 'Kees is afgevoerd, want altijd dronken.' (Merk en passant op ... Zeg niet: 'Ik kom wat later omdat ik vannacht ben doorgezakt', maar: 'Ik ben wat later, wegens doorgezakt.' (Jan Kuitenbrouwer: Turbo-taal: van socio-babble tot yuppie-speak. 1987)
• Doorgezakt, dronken, 'niet meer op zijn benen kunnen staan'. (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)