Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 17-08-2024

de bietenberg opgaan

betekenis & definitie

1920+) (ook: de bietenbrug opgaan) (inf.) verkeerd lopen; zwaar in de problemen raken; het onderspit delven. De bietenberg (of brug) is erg glad, vandaar. Boeren moesten destijds met hun bietenwagens over een brug of berg. Omdat er al eens bieten van de kar afvielen die daardoor geplet werden, kon je er gemakkelijk uitglijden. De uitdrukking wordt voor het eerst vermeld door Van Dale (1976) en later in de grote Koenen in 1986.

• De fusilier keek 'm eens even aan en zei: „Nou goed, als u 't weten wil, ik kom van Klatten". De luitenant had dit aan eenige, bijna niet definieerbare kleinigheden reeds meenen te zien, aan onmogelijk onder woorden te brengen, niet te be- nog te omschrijven détails, als zijn gelaatskleur, zijn wijze van marcheeren, zijn oogopslag vooral, waarin 'n zweem van onderdanigheid verscholen lag, aan zijn schoeisel ook. „Nou ja", zei hij tegemoet komend. „Enne dus weer bij den troep terug en nou de bietenbrug weer op, nietwaar?" (Het vaderland, 03/07/1927)
• Dit jaar, hebben we ons met zijn allen misdragen en dus helpt de regering ons ook met zijn allen de bietenbrug op. (De Telegraaf, 19/09/1970)
• Hij bleef zich oriënteren en kan nu met de spelers in hun eigen taal praten over de huidige gang van zaken. Die beslist rooskleurig is. Henk Wullems hierover: “Als je zondag in Den Haag de „bietenbrug" op gaat dan wordt het de week daarop tegen MVV een must. En dat is voor een elftal bijzonder moeilijk." (De Telegraaf, 13/09/1974)
• Hij gaat al aardig de bietenbrug op. (Inez van Eijk: Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks. 1978. Vierde druk. 1980)
• bieteberg, znw. de. Bietenhoop. Zegsw. de bieteberg opgaan, het onderspit delven, zwaar in de problemen zitten, zijn einde tegemoet gaan. (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Hij voorzag dat de ondernemers op de bietenberg terecht komen. (Leeuwarder Courant, 05/10/1988)
• Ze wenst niet met woorden te schoppen tegen bondscoach Gemser en de gevestigde orde, want dan gaat ze de bietenbrug op. (NRC Handelsblad, 15/11/1993)
• Van der Knaap wil in 1996 maximaal de prijscompensatie hebben. "Liefst nog minder, om meer geld te hebben voor werkgelegenheid. Als je dat principe loslaat als bestuurder, dan ga je de bietenbrug op, dan ga je nat. (Algemeen Dagblad, 18/02/1995)
• In de rust had Van Gaal zijn elftal geprikkeld met een statistische beschouwing. "Ik heb gezegd dat de historie leert, dat je na zo'n eerste helft, met zoveel kansen, normaal gesproken de bietenbrug opgaat. (Trouw, 23/11/1995)
• bietenbrug (op de -), een verlies of tegenvaller incasseren. (Wim de Jong & Henrico Prins: Kantoortaal. Zakwoordenboek voor op het werk. 1997)
• Maar ze kreeg snel door dat ze door al mijn klachten de bietenbrug op ging. (Amsterdams Stadsblad, 08/01/1997)
• Je bewaart continu al je energie voor dat wedstrijdje op die en die dag. Doe je dat niet, dan ga je bij dat wedstrijdje de bietenbrug op. (Nieuwe Revu, 19/08/1998)
• Je kunt wel aantrekkelijk spelen, maar als je elke week de bietenbrug op gaat, heb je er nog niets aan. (de Volkskrant, 29/09/1998)
• Wij kunnen het ons niet permitteren spelers zoveel vrijheid te geven als Riquelme bij Villarrreal krijgt. Als wij er één hebben die geen meter meeverdedigt, dan gaan wij de bietenbrug op. (Nieuwe Revu, 20/04/2005)
• Als je een sfeer krijgt waarin we allemaal achterdochtig naar elkaar zitten te loeren ga je de bietenbrug op. (Anna Enquist: De verdovers. 2011)
• bietenbrugge, iemand de …. op helpen: iemand af laten gaan (Apeldoorn); met iemand de bietenbrug up gaon: bedrogen uitkomen (W.-Veluwe). (H. Scholtmeijer: Veluws Handwoordenoek. 2011)
• We zullen wel weer met een nulletje of twee de bietenbrug op gaan. (Menno Pot: Vak 127. 2014)
• De Belgen hadden al twee keer in de kwalificatie verloren en ze hadden geen goesting om in de eerste wedstrijd op het WK wederom de bietenbrug op te gaan. (Giphart & Kluun: Het eeuwige gezeik. 2017)

< >