Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-04-2022

dammen

betekenis & definitie

(1990+) (jeugd) neuken; copuleren. Woord bedacht door het jongensblad Webber. Met kleren aan op elkaar liggen wordt 'droogdammen' genoemd.

Checken? Je bent toch geen mietje? Gedamd moet er worden. (Algemeen Dagblad, 27/09/1994)
• Dokter, ik ben nu zestien jaar en heb nog nooit gedamd. (Webber, oktober 1994)
• Met Webber introduceerden we een geheel eigen taal. Neuken heet 'dammen', vrouwen zijn 'babes', iets is wel of niet 'Webber', cool dus. (Nieuwe Revu, 18/12/1996)
• (Riemer Reinsma: Neologismen. 1999)
• Dammen: vrijen. (Jongerentaal in De Morgen, 23/02/2000)
• Iemand de broek vol jongen jagen, dat is wat ik bedoel. Dat je gewoon even wilt consumeren, copuleren, dakken, dammen, dekken, doen, de kamer doorjagen. De kelder witten, de oudste beweging ter wereld maken. Doppen, fietsen, glijden, hokken, in de suikerpot roeren, inparkeren. Kierklappen, kitten, klepelen, knikkeren, krikken, masten, naaien, tureluren, een natte neus halen, nummeren, op de schroef gaan, op de muts gaan, pakken, palen, palen laaien, paren. (Stella Bergsma in De Volkskrant, 19/01/2017)
• (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019)