Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 29-03-2023

caramba

betekenis & definitie

(19e eeuw) (< Sp en Port.) bastaardvloek (zoals bliksems, deksels, donders); uitroep van verbazing. De kreet is erg populair in de stripverhalen van Kuifje. Zie ook: Aye caramba.

• Caramba, riep de gefopte pastoor, verloren heb ik... maar - en nog eens: caramba! - als ik geweten had dat de zaak zoo zou afloopen, had ik voor 'tzelfde geld m'n keuken meid 'n beter standje gemaakt! (Multatuli: Ideën VII. 1879)
• Caramba, Spaansche vloek. (Ons zeewesen. Volume 22. 1923)
• ‘Een rug! Karamba!’ smokte de Schele huiverend. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• „Ha !" gilt Guus, „Kom je gauw, Broer ! We mogen rolschaatsen rijden ! Caramba ! Krent!" (de Groene Amsterdammer, 01/04/1939)
• Caramba, Spaanse vloek. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• Ook bezigt hij wonderlijke en vermoedelijk met uitsterven bedreigde uitdrukkingen. Hij zegt ‘kroelen’ wanneer hij vrijen bedoelt. Als iemand gierig is, heet hij een ‘Harderwijker’. Een goede worp bij het yahtzeeën: ‘Moeder vraagt of het zo goed is’. Of: ‘caramba!’ Als hij ergens moet wachten: ‘Een uur is te lang.’ Als er werk aan de winkel is: ‘Laat je jatten wapperen.’ Als iets meevalt: ‘Dat is poepen zonder douwen.’ Als iemand hem in de maling probeert te nemen: ‘Ja, mijn tokus!’ Dat is Jiddisch voor ‘anus’ maar bij mijn vader slaat het op zijn geslachtsdeel. Soms maakt hij daar ten overvloede nog een gebaar bij in de buurt van zijn gulp. Wanneer iemand in zijn omgeving ‘godverdomme’ zegt, reageert hij met: ‘Ik een rechte, jij een kromme.’ (Simon Rozendaal: De winkel van mijn vader. 2011)

< >