1) (2006) (Hilversum, radio) hoofdtelefoon.
• Deksels: hoofdtelefoon. "Mijn deksels zijn zo vet als spek." (www.uithilversum.nl, dj. jargon. 2006-2009)
2) (19e eeuw) bastaardvloek. Ook als verwensend bijv. naamw.
• ‘t Was een 'dekselsch mooije vloot’, mooijer dan ooit onze havens verlaten heeft. (Pieter Jacob Andriessen: De Prins en Johan de Witt of ons land in het tweede tijdperk der eerste stadhouderlooze regeering. 1863)
• Bij het gebruik van deksels (ch) laat de Woordenlijst ons echter verlegen, en leert V. D. wel, dat het: Deksels! het is koud! moet zijn, maar niet, of we: het is deksels of dekselsch koud, zullen schrijven. (Noord en zuid: tijdschrift ten dienste van onderwijzers. 1889)
• Ze zijn kennelijk niet gespecialiseerd in het een of ander: alles wat bruikbaar is, blijkt van hun gading. Alles? Ze hoopt het haast, want deksels ... haar maag begint te rommelen. (Frederik August Betlem: Eefje wint een weddenschap. 1969)