Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-07-2023

bloedvin

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Barg.) portemonnee. Vgl. boek*; broeklap*; klapkut*; knaker*; platterik*; poeplap*; portemeknip*; portemeniks*; slakkensteker*; speentje*; vetterik*; vink*.

• Bloedvin, (barg.) geldbuidel. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Bloedvin, beurs, ook kniptaschje of beugeltje. (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 45. 1926)
• (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1934)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Bloedvin: portefeuille. (Aldert Walrecht: Woordenboekspel. 1991)
• (Hans Heestermans & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014)

2) (1920+) (Groningen) gezwel; steenpuist.

• Bloudvin dik gezwel; soort steenpuist. Schertsend zegt men van iets, dat zeker gebeuren zal: “’t Gaait deur as n bloudvin.” (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)