Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-06-2023

beurs

betekenis & definitie

1) (18e eeuw) (vaak verkleinvorm) balzak; mannelijk of vrouwelijk geslacht.

• Maar Hollands Maagd biedt my haar beurs en zachten schoot. (Pieter Langendijk: De Gedichten. 1751)
• Er zat te veel zaad in zijn beurs opgekropt, en toen ik me geil spoot schoot hij voor de tweede maal, in nog geen uur tijd. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscene jeugd. 1972)
• Testikels: Ballen, patatten, sjokkedijzen, radijzen, botten, zak, beus (beurs), gerief, gemacht, klos, klokken, klorejassen, kloeffen, kleerkast, kloten, enz... (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)
• 'Gemenerd!’ riep ze. ‘Je had best wel kunnen zeggen dat mijn rokje niet goed zat. Oh! Heb je mijn beurs gezien?’ (Heere Heeresma: Een hete ijssalon. 1982)
• Buze (vulg.) kut, vagina. (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• Het collectezakje zelf bestaat uit een gebreide muts of een lederen buideltje, een variant op het 'beursje' waarmee prostituees hun geslacht wel aanduiden. (NRC Handelsblad, 30/04/2004)
• Voor zover ik weet staan vrouwen vrij onverschillig tegenover de geslachtsdelen van een man. Het maakt een vrouw weinig uit of een pik groot of klein, recht of krom is, of een man een hangzak heeft of een keurig strak beursje. (Yvonne Kroonenberg: De mannenfluisteraar. 2007)
• Het is erotomanen met een voorliefde voor het bon mot aangeraden om Brantômes boek aandachtig uit te pluizen. Over de liefde die beter wordt met de jaren stelt hij onomwonden: “Van een maagd moet de beurs nog geopend en ontsloten worden, maar getrouwde vrouwen hebben in vele gevallen een heel ruime beurs, geschikt voor liefdadigheid op grote schaal.” (Bart Van Loo: O Vermiljoenen Spleet! Seks, ertiek en literatuur. 2010)
• Hij loerde naar onze puberale piemeltjes (die heel fraai waren, dat moet gezegd); hetzelfde deed hij bij de voorlijke meisjes van onze school, die tietjes en kroezige kutjes hadden, masturbeerden alsof ze met schrijnende beursjes geboren waren, menstrueerden alsof ze zestien waren, en vooral over het laatste eindeloze redevoeringen hielden. (Nanne Tepper: De kunst is mijn slagveld. Brieven 1993-2001. 2016)
• Jasper zag de kleine jongensballen sidderen in hun onbehaarde beursje. (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 4. 2016)

2) (19e eeuw) (jagers) balzak van grof wild.

• Beurs: de balzak van het grof wild. (Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)