Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 06-06-2023

baar

betekenis & definitie

(19e eeuw) (sold., zeem.) groentje, nieuweling. Van het Maleise woord 'baroe' of 'baru': zo werden de nieuwkomers genoemd als ze voor het eerst in Nederlands Nieuw Guinea aankwamen en nog bleek zagen. 'Baru' is kort voor 'orang baru'. 'Orang' betekent mens en 'baru' nieuw.

• baar, z.n.m. – Zoo wordt een nieuwling aan boord genoemd. ’t Woord schijnt van Maleischen oorsprong, in welke taal Baro “vreemdeling, nieuw aangekomene” beteekent: Zoo heet het logement voor nieuwaangekomenen: roema baro het kantoor der O. I. Kompagnie: kantor-baro. (Jacob van Lennep: Zeemans-woordenboek. 1856)
• Baar, nieuweling, aan de Universiteiten: groen. Tijd van het baarschap tegenwoordig één jaar. Baren: ontgroenen." (Onze Volkstaal. Deel 1. 1882: Lijst van Woorden gebruikelijk aan deKoninklijke Militaire Akademie)
• ‘Hm! dien eenen zal ik 't maar niet eens vragen, die ziet er veel te baar uit, zeker een kantoorbediende of zoo.... maar die andere met dien gouden bril ziet er nog al geleerd uit; - 't is misschien een dominee, - zou 'k 't hem vragen? - (Justus van Maurik: Met z'n achten. Novellen en schetsen. 1883)
• Baar, in plaats waarvan men voorheen ‘orinbaar’ zeiden, is ontleend aan het Maleisch, in welke taal beharoe nieuw, onervaren beteekent. Dit adjectief komt voor in orang beharoe datang, iemand, die pas aangekomen is. Het woord is in eigenlijken zin een spotnaam voor een zeeman, die voor 't eerst van zijn leven de linie passeert en in Indië komt. Ten onrechte wordt het toegepast op een reeds bevaren matroos. Bij uitbreiding wordt het gebezigd voor iemand, die pas in Indië komt en in 't algemeen voor ieder, die onbedreven en een nieuweling in eenige zaak is. (Noord en Zuid, 01/05/1895)
• Toe, vrouwlief! geef den man gauw wat drinken, 't is erg warm vandaag en hij is 'n baar, die zijn altijd dorstig. (Justus van Maurik: Indrukken van een 'Tòtòk'. Indische typen en schetsen. 1897)
• Baar. Van het maleisch: baroe d.i. nieuw. Is geen speciale marineterm zooals talie (hetgeen touw beteekent), maar deze uitdrukking wordt op het Kon. Inst. bij de adelborsten veel gebruikt voor de toekomstige marine-officieren van het jongste jaar, die men „baren" noemt, zooals men van „baartijd" spreekt in den zin waarin de studenten van „groentijd" gewagen. (Albert Chambron: Marinetermen. 1941)
• Als baar is het hard werken. (Onze Marine, 14/03/1947)
• Een baar voor Celebes? (Jan de Hartog: Gods Geuzen. 1947-1949)
• Baar, ongeleerd, ongeoefend (van menschen en trekdieren); een woord uit de dagen der O.I. Comp., toen de oudgedienden oorlammen (oranglami = oude personen) en de rekruten baren (orang-baru = nieuwe personen) heetten. In Indië schijnt dit woord in den zin van den studententerm groengebruikt te worden, en zoo ook aan de Militaire Academie te Breda. Ook in de zeemanstaal beteekent het nieuweling. O.V., I, 1. (H.J.J.M. van der Merwe: Vroeë Afrikaanse woordelyste. 1971)
• Hoor je dat, Bertha? Een echte “baar”! Lieve jongen, na negen uur ’s ochtends loopt hier niemand. Het is veel te warm. (Hella S. Haasse: Heren van de thee. 1992)
• “Indië” is een begrip dat tot op de dag van vandaag voor verwarring zorgt, evenals de benamingen voor de diverse bevolkingsgroepen: Indonesiër, Indo-Europeaan, Indische Nederlander, totok, baar, trekker, blijver, nieuwkomer, oudgast, Indischgast. (Kester Freriks: Tempo doeloe, een omhelzing. 2018)