Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 06-02-2023

baroe

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Ned-Indië) (scheldw.) nieuweling, blanke afkomstig uit Europa.

• De Chinezen loeren op de barus, gelijk de spin op eene vlieg, en wee den soldaat, die lust heeft, zich het een of ander door hunne bemiddeling te verschaffen; hij wordt op planmatige wijze geplunderd, tenzij een oud-gediende hem als mentor ter zijde staat. (A. van der Mast: Vaderlandsche Letteroefeningen. 1861)
• ‘Ajo! In een deeleman, jij!’ commandeerde oom Bér, ‘rusten is goed voor baroe's, nieuwelingen, die bang zijn voor een beetje zon. Op de kebon kun je ook niet rusten vóór het middageten. Vandaag is het hari besar, een feestdag.’ (Aya Zikken: Wees nieuwsgierig en leef langer. 1967)
• ‘Ajo! In een deeleman, jij!’ commandeerde oom Ber, ‘rusten is goed voor baroe's, nieuwelingen, die bang zijn voor een beetje zon.’ (Aya Zikken: Een tijger op je stoep. 1985)
• Baroe, nieuw; orang baroe: nieuweling, nieuwkomer. (Fred S. Loen: Petjoh. Indisch woordenboek. 1994)
• (Richard Cress: Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden. 1998)
• We waren allemaal 'baroe', zoals dat zo mooi heet. Dat is het Indische woord voor iemand die net geboren is. We moesten nog geboren worden als militair. (HP/ De Tijd, december 2018)