Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-05-2021

groentje

betekenis & definitie

1) (1925) (inf.) absint. Syn.: groene* fee.

• Wat zal 't zijn?
Een groentje (absinth). (het Centrum, 05/09/1925)

2) (19e eeuw) (Barg.) knuppel.

• Groentje, (barg.), knuppel. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)

3) (20e eeuw) (Barg.) biljet van 1000 gulden. Ook wel: groene prent. Een 'groen blaadje' of een 'groene flep' was een biljet van 40 gulden.

• (Crimineel ABC in Elsevier, 24/04/2021)