(19e eeuw) (euf.) kortstondige buitenechtelijke liefdesverhouding; seks met iemand anders dan de gewone partner. Vaagheid is één van de bekendste strategieën van de eufemismen-gebruiker. De verkleinvorm moet de daad die er achter zit nog wat meer relativeren. Ook en het Spaans: ‘aventura’. Syn.: affairette*; escapade*; glippertje*; incidentje*; uitstapje*.
• Het eenige, dat zij nog maar hoopt, is met een of anderen van de heiren van meheirs Dispuut een klein avontuurtje te hebben, ter vergoeding voor de vrijaadje met den dragonder, die nu te vergeefs op het hoekje van de Breestraat en Papengracht in de kou wij zijn in December staat te verkleumen. (J. Kneppelhout: Geschriften. 1844)
• Ze had ook 'es een avontuurtje gehad met een getrouwden heer. (Henri Har-tog: Sjofelen. 1904)
• Ach God, later had hij ze dan gekend, de ‘felle emoties’, de ‘ongekende ver-voeringen’, de ‘pikante vrouwen’ - en 't was alles voorbij en niets had hij eruit over, nauwelijks de herinnering aan een enkel opgetogen uur... 't was al om 't even hol en dom geweest als zijn laatste ‘avontuur’. (Carry van Bruggen: Een Indisch huwelijk. 1921)
• Overigens had Lien hem in bedekte termen te verstaan gegeven dat het avontuurtje van zijn vrouw intussen alweer uit was zij wilde Lowie niet meer zien; er was maar één man om wie zij gaf: de hare. (Johan Fabricius: Luie stoel. 1957)
• Ik geloof dat ik te ver gegaan ben met haar, ik had niet met haar naar bed moe-ten gaan, maar ze was gewoon bezeten van me, ze is het nog en ik in mijn onnozelheid dacht: dit moet ik toch ook eens ervaren, een avontuurtje met een meisje. (Maarten ‘t Hart: Ik had een wapenbroeder. 1973)
• Jullie liefdeleven -jullie zogenaamde avontuurtjes interesseren me niet. (Ton Anbeek: Sisyfus verliefd. 1990)
• Voor zijn avontuurtjes zal hij soms een heel eind moeten rijden, maar daar zit hij niet mee. (Mensje van Keulen: De gelukkige. 2001)
• En heb je nog avontuurtjes met meisjes gehad? (Theo Kars: Memoires van een slecht mens. 2010)
