Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 20-01-2025

arbeidsreserve

betekenis & definitie

(eind 19e eeuw) (euf.) de gezamenlijke werklozen; arbeidskrachten die geen werk hebben. De Winkler Prins Encyclopedie (1948) formuleerde het zo: “Arbeidsreserve noemt men in Nederland sinds Wereldoorlog II het complex van valide werkloze arbeiders in een gemeente, die zich gereed moeten houden om het werk te hervatten, waarvoor zij geschikt zijn.” Deze term, die dus al veel eerder werd gebruikt, werd vanouds geassocieerd met een klein aantal werklozen, daar waar dit aantal de laatste jaren steeds is gestegen. Tegenwoordig is de eufemistische betekenis wat verloren gegaan. In elk bedrijf is er sprake van een interne of stille arbeidsreserve: arbeiders die wel werk hebben maar in feite overbodig zijn; verborgen werkloosheid dus. De term ‘stille arbeidsreserve’ wordt ook gebruikt voor laagopgeleide vrouwen, allochtonen, vijfenvijftigplussers en langdurig werklozen.

• Voorshands zwijgen we daarom met opzet van de stoffelijke nadelen, die aan het Concurrentie-stelsel eigen zijn: de verspilling van kracht en kapitaal bij mislukking, de gebrekkige productie, omdat overproductie den prijs drukt, de gevaarlijke crisissen en “Krachen", werkeloosheid der Arbeidsreserve, en zoo veel meer. (De standaard, 07/10/1895)
• Uit een rapport, door het arbeidsdepartement van Nieuw-Zeeland uitgegeven, blijkt een tekort aan loonarbeiders en dat de arbeid steeds duurder wordt. Oorzaak is het dalende cijfers der geboorten en het gemis aan arbeidsreserve, groot genoeg om de door ziekte, ouderdom of huwelijk (arbeidsters) gedunde gelederen aan te vullen. (De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 14/10/1908)
• J. St. Loe Stracheyheeft in dit boekje ook, gelijk wij reeds opmerkten, zijn denkbeelden ontvouwd over de arbeids-reserve, de werkloozen, de kosten der ondersteuning van werkloozen en de vraag waar het geld vandaan zal moeten komen. Op die laatste vraag geeft hij het o.i. minder juist antwoord, dat het billijk ware de kosten der ondersteuning van werkloozen te doen opbrengen uitsluitend door de werkgevers, omdat deze voortdurend de arbeidsreserve noodig hebben en gebruiken. Onze Eeuw. Jaargang 9. 1909)
• Werkloosheid in haar meest eenvoudigen vorm. Te weinig kapitaal in verhouding tot de hoeveelheid arbeidskracht, zegt het staathuishoudkundig leerboek. (De Gids. Jaargang 90. 1926)
• Sprekender nog is de kwestie van „werklozen" en „arbeidsreserve." De term „werklozen" is niet vervangen door „arbeidsreserve." In de gegevens die geregeld worden gepubliceerd op grond van de mededelingen van het arbeidsbureau, wordt steeds het aantal werklozen genoemd. Wat veranderd is, is het volgende: Vroeger werden arbeiders in de werkverschaffing ook onder de werklozen geteld. Die werkverschaffing onder afwijkende arbeidsvoorwaarden is vervangen door de uitvoering van normale openbare werken, die echter wegens de kosten niet of nog niet zouden zn'n uitgevoerd, als niet ook de bestrijding der werkloosheid in de overwegingen was betrokken. (Het Parool, 21/08/1963)
• Kollumerland en genabuurde gemeente Achtkarspelen worstelen van ouds met het structurele probleem, dat eufemistisch arbeidsreserve heet. Traditioneel hebben deze gemeenten — zowel provinciaal als landelijk — het hoogste werkloosheidscijfer. (Nederlands dagblad, 18/08/1973)
• Hier zit Hubers ernaast. In de eerste plaats ziet hij over het hoofd dat de zgn. geregistreerde arbeidsreserve niet alleen de eigenlijke werklozen (de bij de arbeidsbureaus als werkloos ingeschreven mannen en/of vrouwen), maar ook de op aanvullende werken en de op sociale werkvoorzieningsobjecten te werk gestelden omvat. Het woord is dus strikt genomen geen synoniem voor werkloosheid. Veel belangrijker is echter dat die term geen door perfide ondernemers uitgevonden eufemisme voor werkloosheid is, maar voortkomt uit de denkwereld van de Engelse econoom Keynes en zijn „school". (Het Parool, 28/05/1976)
• Werkloosheid heet arbeidsreserve. Aan me toeter. Crisis heet recessie. Niemand snapt het. (Leidse courant, 27/12/1976)
• Slechte economische toestanden worden verbloemd door eufemismen die vooral van regeringswege verbreid worden: arbeidsreserve, (werkeloosheid), nietactieven (werklozen), ombuigen (bezuinigen), een bedrijf saneren, respectievelijk afslanken (personeel ontslaan). (J.M. van der Horst, J.A. van Leuvensteijn, W. Pijnenburg, M.C. van den Toorn: Geschiedenis van de Nederlandse taal. 1997)

< >