Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-02-2024

agrariër

betekenis & definitie

(1932) (euf.) landbouwer. Dat laatste woord klinkt in de oren van velen nogal denigrerend. Het lijkt wel of niemand tegenwoordig meer met boeren geassocieerd wil worden. Zo doopte de Landbouwuniversiteit Wageningen zich eind jaren negentig (van de twintigste eeuw) om tot ‘Wageningen Universiteit’. Uit onderzoek was namelijk gebleken dat de oude naam eerstejaars afstootte. Agrariër is een mooi voorbeeld van ‘upgrading’: een als minderwaardig beschouwd beroep wordt door een geleerd klinkende benaming een beetje opgewaardeerd. In het Engels bestaan er heel wat opwaarderende termen voor dit wat ordinaire beroep: ‘agricultural technician; agricultural engineer; agriculture Science specialist’ en ‘agrarian assistant’. In Australië spreekt men zelfs van ‘pastoralists’ en ‘graziers’. Landbouw wordt tegenwoordig met een geleerd woord ‘agrobusiness’ genoemd.

• Zoodat men zich weldra van het dagblad afwendde en zijn aandacht schonk aan een agrariër, die den terugkeer tot het land predikte. (Forum. Jaargang 1. 1932)
• De burgerlijke handel, de handel voor geld, was door de scheepvaart en den handel geworden een zaak van algemeen belang. Met andere woorden: de agrariërs, de boeren, waren zelf burgers geworden. (Herman Gorter: Verzamelde werken. Deel 7: De groote dichters. 1952)
• agrariers, landbouwers; politieke partij, die bovenal bescherming van de landbouw eist. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• Deze ontwikkeling is typerend voor de toenemende neutralisering van sociale verschillen; niet alleen de arbeider werd werknemer, de boer evolueerde tot agrariër, het dienstmeisje tot hulp in de huishouding en de bedeling moest via maatschappelijk hulpbetoon plaatsmaken voor sociale zaken. (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 90. 1974)
• Toen men ‘boer’ denigrerend vond klinken, veranderde hij in een ‘agrariër’. En toen de boer steeg op de beroepenhitparade, en men uitgekeken raakte op die onechte en gezochte eufemismen, werd de agrariër weer wat hij altijd was gebleven: een boer. (Rudolf Geel: Al is de waarheid nog zo snel. 1980)
• Als we trouwens politiek correct zijn, dienen we in plaats van boer ‘agrariër’ te zeggen. (Nieuwe Revu, 10/02/1999)