Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-03-2023

achtermeluk

betekenis & definitie

(1924) (Barg.) achterzakje (op pantalon).

Godallejezus... hij moest maar alles in zijn achtermeluk bergen. (Israël Queri-do, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925 (zesde druk). Eerste druk: 1924)
• achtermeluk, (Barg.) zakje achter op de pantalon. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)