Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-02-2021

aan de paal lopen (staan)

betekenis & definitie

(1982) (Rotterdam, inf.) werkloos zijn; een uitkering krijgen. De herkomst van deze uitdrukking is niet meteen duidelijk. Mogelijk heeft het te maken met het feit dat iemands bewegingsvrijheid wordt ingeperkt, wanneer hij of zij een uitkering heeft. Paal is hier misschien ook een eufemisme voor lul.

• Wie stempelde, liep zogezegd „aan de paal," voegt A. van der Kooij eraan toe. 't Is de Bonte Hond nooit duidelijk geworden waar die typisch Rotterdamse en thans vergeten uitdrukking vandaan komt. (Het vrije volk, 25/10/1982)
• Aan de paal lopen: werkloos zijn. (Jan Oudenaarden: De terugkeer van Opoe Herfst. 1986)
• Ik stond om ‘n uurtje of twaalf aan de paal en ik krijg een adres door. Goed, ik rij erheen. (Simon Carmiggelt: De kuise drinker. 1990) (gezegd van een taxichauffeur)
• Er zijn veel minder standplaatsen dan zestig jaar geleden, maar dat is begrijpelijk, alleen al door de mobilofoon zijn ze van veel minder belang geworden. En aan de paal staan vinden veel chauffeurs ook stomvervelend. (Het Parool, 20/02/1993)