Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-08-2023

paal

betekenis & definitie

1) (1967) (inf.) mannelijk lid (in erectie). De term is wellicht veel ouder. Vgl. gelijkaardige metaforen zoals: lat*; stok* enz. Een ‘palenhater’ is een scheldwoord voor een feministe. Zie ook: Drentse* paal; liefdespaal*.

• Hij had zijn paal gericht.... (Heere Heeresma: Geschoren schaamte. 1968)
• Ik had de sombrero van David op, terwijl ik boven op zijn paal zat… (Xaviera Hollander: De Happy Hooker. 1972)
• Ik had een paal staan, zo hard dat hij gewoon pijn deed... (Haring Arie: Recht voor z’n raap. 1972)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• We hebben medelijden met een man als hij niet aan zijn trekken komt, we voelen ons schuldig als hij met zo'n paal in het bed ligt terwijl wij geen zin hebben. (Anja Meulenbelt: De schaamte voorbij. 1976)
• Hijgend, weerloos lag ze onder hem en keek vol weerzin naar zijn stootse paal. (Ward Ruyslinck: Wurgtechnieken. 1980)
• Ze wreef het spuug in de donkere plek tussen haar benen. Ze pakte de paal beet en trok er hard aan. (Jan Cremer: De Hunnen. 1983)
• ‘Hahaha! Mot je kijke! Rinus sta met een paal in z'n broek,’ gnuifde de jongenstribune, ‘astie nou de bal nog maar ken vinde!’ (J..A. Deelder: Drukke dagen. 1985)
• Ach, eigenlijk zou ze het allerliefst nu kleine kusjes geven over zijn hele lichaam, zijn kolossale middenrif, waar dat prachtige geluid stoelde, zijn iets te weke mannenbuik waar rossigblond haar krulde, zijn liezen, met haar tong duwen tegen zijn scrotum, tot zijn paal zich zou verheffen op een manier die haar altijd weer aan het nationaal monument op de Dam deed denken. (Marjan Berk: De zelfvergrootster. 1986)
• En daaronder, bizar, verhief zich zijn geslacht, zijn testikels trokken strak, zijn paal verhief zich kolossaal, de paarse eikel zwellend uit de voorhuid. (Marjan Berk: De kracht van de liefde. 1989)
• Ik zou willen dat er iemand in me kwam, ha, met zo’n .... met zo’n kloppende paal... (H.P. de Boer: De heksenkring. 1990)
• Let volgende keer wat beter op die ochtendpaal van je... (A.F. Th. Van der Heyden: Vallende ouders. 1992)
• Ze begon zwaar te ademen en ik hoorde haar, nog steeds met mijn rug naar haar toegekeerd, met een heel hoerig stemmetje zeggen: ‘Zal ik die lekkere paal van jou es fijn pijpen?’ (Hans van der Kamp: Nette mensen in een nieuwe tijd. 1993)
• Ze heeft zin in jouw hete paal. (Joost Niemöller: De spier. 1993)
• ‘Ram je paal in mijn spoorkut,’ galmde het door de coupé nabij Bilthoven. (Penthouse, november 1994)
• Ik kom op Huez altijd boven met zó’n paal, want het is hemeltergend zoals die wijven langs de kant er daar bijlopen. (Bert Wagendorp: De proloog. 1995)
• Een heteroseksuele man op de versiertoer heeft wat af te kletsen voor dat zijn paaltje in het gaatje zit. (Peter Langendam: Biefstuk, sla. 2000)
• Toen haalde de gespierde jongen in een beweging een paal uit zijn broek met een afmeting waar menig pornoacteur jaloers op zou worden. (Coen Peppelenbos & Doeke Sijens: Tavernier. 2003)
• Broek dichtgeknoopt, paal flink geschud: licht uit – leuk. (Robert Anker: Hajar en Daan. 2004)
• Ze heeft haar lippen rond de paal gestulpt alsof ze een grote vork in haar mond heeft met daarop een hap van het lekkerste eten dat ze ooit proefde. (Mark Verver: Alle vrouwen van de wereld. 2004)
• Neuk me dan, lul! Neuk me! Ram die besneden paal in mijn kut! (Auke Hulst: Jij en ik en alles daartussenin. 2006)
• ‘En dat ze zich door een heel grote neger,’ mompelde hij, ‘aan diens glanzende paal had laten rijgen …. ‘ (Beau van Erven Dorens: Pijn. 2008)
• Eén keer verloor Ellen haar geduld. Zonder aankondiging spietste ze zichzelf op zijn paal. (Isabelle Dams: Geil. 2008)
• Vroeger, toen ik nog klein was en mijn ouders nog samen waren, liepen ze ’s ochtends altijd naakt van de slaapkamer naar de badkamer. Mijn vader altijd met zo’n paal op heuphoogte voor zich uit. (Charlotte Roche: Vochtige streken. 2010)
• Met die grote paal van me gewoon uit bed springen en die hete donders met een paar stevige halen droogwrijven? (P.F. Thomése: Het Bami-schandaal. 2012)
• …. en toen die kwast hier aankwam, had die maar één ding op zijn verlanglijst staan, en dat was zo veel mogelijk tienermeisjes aan zijn paal hangen. (Marnix Peeters: Natte dozen. 2013)
•Opnieuw een hele lange stilte en dan plots Marijke die op de heer Jos De Keersmaeker zijn heupen komt zitten met die strakke zwarte string recht op zijn gloeiende paal. (Geert Colpaert: Het boek der ontwenning. 2013)
• We zitten hier allebei met een paal van beton! (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 3. 2014)
• Je was aan het kwijlen als een rottweiler en je had een paal in je broek. (Fikry El Azzouzi: Drarrie in de nacht. 2014)
• Hij greep de pronte paal met beide handen beet, hij betastte de zware torpedo aan alle kanten en genoot van het zachte kloppen van de aderen onder zijn jongensvingers. (Eric Kollen: Tinkelbells uit Amsterdam. 2016)
• Na een tijdje kneedde zij zijn lat door de stof heen en voelde ze welbewust langs de contouren van die harde paal. (Lotte Hendrickx: Seks, een en al seks. 2019)

2) (1979) (wielr.) (enkel verkleinvorm) samen met een rangtelwoord de aanduiding voor kilometer. Letterlijk vertaald uit het Franse (wieler)argot: 'borne' (demi-borne betekent 500 m.).

• Op die grauwe, trieste, natte zaterdag zat iedereen dus op de Intelvi en de laatste zeventig kilometer te wachten. Iedereen behalve Bernard Hinault want... die begon uitgerekend zestig paaltjes eerder, namelijk te Lecco waar de karavaan het land intrekt en de Colle di Balisio onder de wielen komt. (Jan Cornand & Stefan Van Laere: Duet voor 2 pedalen. 1979)

3) (19e eeuw) (sold.) stokbrood; ook: stuk roggebrood. Te Leiden: krentenbrood. Vandaar: krentenpaal.

• Paaltje, (mil.), een broodje van langwerpigen vorm ter waarde van 4 cent. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Paaltje, stuk roggebrood (in de gevangenis). Krijg ik van avond je paaltje. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Wederom Amsterdamsch is „tamp" voor brood, het „paaltje", een broodje van langwerpigen vorm, ter waarde van 4 cents, (een „stukje om vier"), en ook de „slot", een krentenbroodje van 3 cents. (de Sumatra Post, 11/03/1915)
• een krentenpaaltje: een paaltje of roggebrood. (Koenen Woordenboek Nederlands. 18e druk. 1937)
• paal, lang brood (1935). (A. Beets: Leidse woorden en uitdrukkingen. In: Leids Volksleven. 1954)
• paal, een krentenbrood van een bepaalde vorm, langwerpig smal (Beets), bij Bodrij (1980) ‘langbrood’.-Krentenbrood(palen)...f ...,uit een kerstbroodadvertentie 18 dec. 1935 (Beets). Hierbij: krentenpaal, ‘brood van een bepaalde lengte (Beets). (Nicoline Sijs en Joep Kruijsen: Honderd jaar stadstaal. 1999) (Leiden)
• paal, een krentenbrood van een bepaalde vorm, langwerpig smal, bij Bodrij nog bekend: lang brood. II Krentenbrood (palen) .... f. uit een kerstbroodadvertentie 18 dec. 1935. Hierbij: krentenpaal, 'brood van een bepaalde lengte. (Dick Wortel: Taal in stad en land. Leids. 2002)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

4) (1988) (schol.) cijfer 1 als beoordeling.

• Een paal krijgen. Een één voor een proefwerk halen. (Jelle Zeldenrust: 2500 spreekwoorden. 1988)
• Het komt tamelijk veel voor dat cijfers oneigenlijk worden gebruikt, bijvoorbeeld als middel tot aansporing of bemoediging, of als strafmiddel ('wie spiekt krijgt een paal! '). (Tjipke van der Veen: Lesgeven en zelfstandig leren. 2007)
• Toen hij als leerling van de lagere school 's ochtends voor zes uur eruit moest om mee te doen aan de ochtendgymnastiek op de radio, had hij langs de ... uit zijn hoofd getallen van drie cijfers met elkaar te vermenigvuldigen. ... Als Fukaeri het niet erg vond dat hij een paal kreeg – nou, dan kréég hij toch gewoon een paal? (Haruki Murakami: 1q84: qutienvierentachtig, de complete trilogie. 2013)

5) (scheldw.) lang, mager persoon. Syn.: bezemsteel*; breinaald*; dood* van Pierlala; dood* van Piero; draadnagel*; geep*; grasspriet*; lantarenpaal*; paling*; panharing*; ribbentrap*; scherpschijter*; sladubbel*; sliert*; slingeraap*; spiering*; spriet*; uitgedroogd* mirakel; uitgedroogde* bonenstaak; uitgezogen* spinaziestengel*; vlaggenmast*; zwikzwak*.

• (Hans Heestermans: Luilebol!: het Nederlands scheldwoordenboek. 1989)
• (Dries De Bleecker, Piet Thomas & Jozef Van Haver: Lik op stuk. Nieuw woordenboek van agressief taalgebruik. 1990)

6) (1991) (mar.) straal: ‘een paal olie; een paal water’.

• (Fré Harmsen: Van baroe tot branie: termen en zegswijzen bij de Koninklijke Marine. 1991)