zijn sterren welker helderheid aan veranderingen onderhevig is. Naar de aard dezer lichtwisselingen kunnen zij in verschillende klassen verdeeld worden, waarvan de voornaamste de volgende zijn:
a. Verduisterings-, bedekkings-, of eclips-veranderlijken. Dit zijn dubbelsterren, waarbij echter de twee componenten steeds zo dicht bij elkaar staan dat zij zelfs in de grootste kijkers tot één sterbeeld samenvloeien.
b. Cepheïden. In tegenstelling tot de vorige klasse is bij de Cepheïden de oorzaak der veranderlijkheid in het inwendige der ster te zoeken en wel in pulsaties van de gehele ster.
c. Lang-periodieke en onregelmatige veranderlijken, waarbij evenals in de vorige klasse de lichtwisselingen in de sterren zelf hun, overigens nog onopgehelderde, oorzaak vinden,
d. Nieuwe sterren of Novae kenmerken zich door een toeneming in lichtsterkte van ongeveer tienduizend tot tien millioen maal, die gewoonlijk in de loop van slechts enkele dagen plaatsgrijpt (z sterren, cepheïden en nieuwe sterren).