heette in de versterkingskunst een klein, meestal omwald en door zware palissaden of boomstammen afgesloten, tijdelijk werk, dat de uitgang van een vesting of fort moest verdedigen en de terugtocht na een uitval moest dekken. In de bouwkunst verstaat men er onder een cylindrische onderbouw onder een koepelgewelf, reeds toegepast bij het Pantheon te Rome.
Beide betekenissen van „tamboer” gaan terug op de oorspronkelijke betekenis: een „trommel”; het zijn voorwerpen die daarmede in mindere of meerdere mate overeenkomst hebben. In de betekenis van „trommelslager” is het woord het meest bekend.