(Lord B. of Bewdley), Engels staatsman (Bewdley, Worcestershire 3 Aug. 1867 - Stourport-on-Severn 13 Dec. 1947), studeerde te Cambridge, was aanvankelijk in de ijzer- en kolenindustrie werkzaam en deed op 3 Mrt 1908 zijn intrede in de politiek als lid van het Lagerhuis; van 1917-1921 was hij Financial Secretary for the Treasury en vervolgens President of the Board of Trade en Chancellor of the Exchequer in het kabinet Bon ar La w*. Het was hem als zodanig gegeven, het budget met millioenen ponden te verlagen en het oorlogsschuldenvraagstuk tussen Engeland en Amerika tot een bevredigende oplossing te brengen.
In hetzelfde jaar werd hij, tot voor kort een in partijkringen vrij onbekend man, als opvolger van Bonar Law tot hoofd der conservatieve partij gekozen en 23 Mei 1923 benoemde de koning hem tot verrassing van velen, die verwacht hadden Lord Curzon* benoemd te zien, tot premier. Hij gold als een man, die van alle gewaagde ondernemingen afkerig was, de mensen voor zich wist te winnen en, blijkens zijn persoonlijke offers tijdens de oorlog en daarna (hij schonk in 1919 een vijfde van zijn vermogen aan de schatkist), vrij was van alle baatzucht en eigenbelang.Het sluiten van de vrede van Lausanne (22 Juli 1923), die het oorlogsgevaar in het Oosten ter zijde stelde, was vnl. zijn werk, doch de verhouding met Frankrijk werd door de Ruhrbezetting slechter. Zijn poging, door nieuwe verkiezingen zijn protectionistische plannen ter bestrijding van de werkloosheid in Engeland door te zetten en de positie der conservatieve meerderheid te bevestigen, mislukte en leidde 22 Jan. 1924 tot het optreden van MacDonald* en de Labour Party, die evenwel in hetzelfde jaar nog, op 4 Nov., op haar Russische politiek viel.
Daarna vormde hij 6 Nov. 1924 een tweede kabinet, waarin hij Austen Chamberlain* en Churchill*, met wie hij in 1923 gebroken had, opnam en dat al spoedig te kampen had met een mijnwerkers- en een algemeen staking. Het buitenlands beleid liet hij aan Chamberlain over. Het probleem der werkloosheid werd echter niet opgelost en zo werd hij in Mei 1929 weder door MacDonald vervangen, wiens regering echter niet opgewassen was tegen de gevolgen van de economische wereldcrisis, zodat op aandringen van den koning op 25 Aug. 1931 een zgn. „nationaal” kabinet optrad, waarin alle partijen behalve de grote meerderheid van Labour — die zich van MacDonald afscheidde — vertegenwoordigd waren. Daarin nam ook Baldwin plaats, vervulde daarin de rang van plaatsvervangend EersteMinister en, naarmate MacDonald’s gezondheid slechter werd, eigenlijk die van premier, wat hij op 7 Juni 1935 ook werkelijk werd.
Onder zijn derde regering begon Engelands herbewapening. ,.Engelands grens ligt aan de Rijn” had hij reeds in Aug. 1934 gezegd, doch toen Hitler 7 Mrt 1936 het Rijnland bezette, liet Engeland Frankrijk in de steek. Wel zette zijn regering de sancties tegen Italië door, maar Baldwin’s houding bij de crisis, veroorzaakt door het vergelijk tussen Hoare* en Laval* (Dec. 1935) wekte wantrouwen in zijn bekwaamheid om onder zo moeilijke omstandigheden hoofd der regering te zijn. Zijn positie versterkte hij evenwel aanzienlijk het jaar daarop door zijn kiese behandeling van de constitutionele kwestie, veroorzaakt door ’s konings voornemen om een morganatisch huwelijk met een gescheiden vrouw aan te gaan, waartegen zijn streng Puriteinse beginselen zich al verzetten {z Edward VIII).
Na de kroning van den opvolger vond hij het echter tijd heen te gaan (28 Mei 1937); hij werd opgevolgd door Neville Chamberlain*, die reeds lang de facto hoofd der regering was. Hij werd verheven tot Earl Baldwin of Bewdley en Viscount Corvedale en tot ridder in de Kouseband geslagen.
Baldwin heeft, hoewel eerder indolent van aard, van 1924-1936 een grote invloed uitgeoefend op het Engelse politieke leven, niet zozeer door de greep, die hij op zijn partijgenoten had, die in werkelijkheid dikwijls ongerust waren over zijn gebrek aan leiding en zijn neiging om moeilijke beslissingen uit te stellen dan wel door het enorme vertrouwen, dat zijn persoonlijkheid bij den gemiddelden Engelsman, die zijn illusie van rust en stabiliteit bij hem gewaarborgd zag, inboezemde.
MR J. L. HELDRING
Bibl.: Peace and Goodwill in Industry (1925); The Classics and the Plain Man; On England and other Addresses (1926); On Inheritance (1928); ThisTorch of Freedom; Speeches and Addresses (1935); Service of Our Lives (1937); An Interpreter of England (1939).
Lit.: H. W. Steed, The real Stanley Baldwin (1930); J. Green, Mr Baldwin, A Study in Post-War Gonservatism (1933) 5 C. E. B.
Roberts, Stanley Baldwin, Man or Miracle? (1937); A. Bryant, Stanley Baldwin, A Tribute (1937)*