Nederlands dichter (Rotterdam 20 Juni 1702 - Hellevoetsluis 25 Apr. 1752), was o.a. werkzaam bij de impost van de wijnen, sinds 1746 bij de admiraliteit te Hellevoetsluis. Zijn Rottestroom (Rotterdam 1750, herdr. ’s-Gravenhage 1823) bevat een historisch-topografische beschrijving van de Rotte in de trant van de toenmalige Arcadische literatuur.
Bibl.: Gedichten (Rotterdam 1740, 2de dr. s-Gravenhage 1823); Nagelaten gedichten, 3 dln (Rotterdam 1753-’64, met biografie in 3de dl).
Lit.: A. de Jager, D. S. herdacht (Rotterdam 1852); W. Otto, Etsen en schetsen op letterk. gebied (1882); W. Kloos, Een daad van eenvoudige rechtvaardigheid (1909).