Russisch revolutionnair politicus (bij Saratow 13 Febr. 1881 - terechtgesteld Moskou 14 Mrt 1938), leidde tot 1917 een leven van illegale actie in binnen- en buitenland, onderbroken door herhaalde arrestaties, verbanningen en ontvluchtingen. In 1917 was hij volkscommissaris van Binnenlandse Zaken in de eerste Raad van Volkscommissarissen, in Febr. 1918 werd hij voorzitter van de Opperste Economische Raad, in welke functie hij de nationalisatie van de industrie leidde en het staatshandelsmonopolie vestigde.
In 1924, na de dood van Lenin, die hij reeds tijdens zijn ziekte in verschillende functies verving, werd hij voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen van de Unie van Sovjetrepublieken en tot 1929 van de R.S.F.S.R. Op het partijcongres van 1929 had hij zich te verantwoorden als leider van de rechtse richting, die hij daarbij afzwoer. Niettemin werd hij in 1930 als voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen vervangen door Molotow en benoemd tot volkscommissaris van Verbindingswezen (P.T.T.). In Mrt 1938 werd hij met Boecharin, Rakowskij e.a. in het proces tegen het „Blok van rechtsen en trotskisten” ter dood veroordeeld.