Nederlands toneelspeler (Amsterdam 27 Sept. 1887 - Den Haag 21 Febr. 1951), verbond zich in 1908 aan de Ned. Tooneelvereeniging; in 1910 aan het gezelschap van Prot; in 1912 aan het Frascati-Ensemble en Heijermans’ gezelschap; in 1914 aan De Haghespelers; in 1917 bij Cor van der Lugt Melsert, aan wiens gezelschappen te Den Haag en Amsterdam hij ruim 25 jaar bleef verbonden.
Hij werd in 1946 geëngageerd bij het Residentietoneel, later bij de Haagse Comedie.Voornaamste rollen: Falstaff; Arnolphe in „School voor Vrouwen”; Chrysale in „Geleerde Vrouwen”; Adam in „De Gebroken Kruik”; Prof. Sigelius in „De Witte Ziekte”; Gozewijn in „Gijsbrecht van Aemstel”; Schrobberbeek in „En als de Ster bleef stille staan”; De Vader in „De Winslow Boy”.