Italiaans dichter (Pistoia 6 Nov. 1674 ~ Rome 17 Febr. 1735), jurist in pauselijke dienst, het laatst secretaris van de Congregatio de Propaganda Fide, schreef, behalve Capitoli (1765-’67) — burleske gedichten — bovendien, onder schuilnaam „Carterömaco”, het komische epos Ricciardetto in 30 zangen in ottava rima, naar het voorbeeld van Pulci’s „Morgante”, Boiardo’s „Orlando innamorato” en Ariosto’s „Orlando furioso”, maar geheel vervormd tot parodie en caricatuur, met allerhand gewilde anachronismen en groteske overdrijvingen. Het gedicht, dat als gebruikelijk de oorlogen van Karel de Grote tegen de ongelovigen als achtergrond bezigt voor een verhaal van liefde, nl. tussen Ricciardetto en Despina, is vol invectieven tegen de Romeinse Curia en genoot lange tijd veel populariteit.
Bibl.: Uitg. van Ricciardetto in 2 dln (1738), in 3 dln met biogr. inl. v. Fabroni (1813), Duitse vert. d. Gries, 3 dln (1831-’33).
Lit.: C. Zacchetti, II Ricciardetto di N. F. (Torino 1899); F. Bernini, II Ricc. di N. F. (1900).