noemt men een drietal wetten, ter gelegenheid van de Rijkspartijdag der N.S.D.A.P. te Neurenberg op 15 Sept. 1935 afgekondigd. De eerste wet verbood op zware straffen huwelijken zowel als buitenechtelijke gemeenschap tussen Joden en onderdanen „van Duits of aanverwant bloed”.
Voorts werd het uitsteken van de Duitse rijksvlag aan de Joden ontzegd; zij mochten alleen de Joodse kleuren vertonen.De tweede wet schiep het onderscheid tussen „Staatsangehörigen” en „Reichsbürger”. De eerste status bracht voor zijn bezitters enkel plichten mede, de laatste ook rechten. Reichsbürger kon slechts die Staatsangehörige zijn, die van Duits of aanverwant bloed was en bewees, dat hij het Duitse volk en rijk trouw wilde dienen; het eerste vereiste ontnam de Joden hun burgerrecht.
De derde wet verklaarde de hakenkruisvlag tot rijksvlag.