Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Lodewijk GERRITS

betekenis & definitie

begaafd Vlaams voorman en orator (Antwerpen 13 Aug. 1827 - 17 Aug. 1873), moest wegens familielasten zijn atheneumstudies onderbreken, werd waterklerk, ontpopte zich als een zeer productief auteur (o.a. 1847: De zoon des volks, historische roman met Vonckistische inslag; 1852: Levensbeschrijving van M. J. van Bree). Gerrits zette, met zijn schoonbroeder Kenens, een drukkerij op; stichtte een voor zijn tijd sociaal vooruitstrevend weekblad Het vrije woord; wijdde zich ten slotte aan Christelijk-flamingantische, democratische en antimilitairistische politek; stichtte mede de „Nederlandse Bond” (1861); werd gemeenteraadslid; zijn fel omstreden verkiezing tot kamerlid voor de „Meeting-partij” (1876) had de betekenis van een flamingantische doorbraak, maar bezorgde hem, door de partijpolitiek, ten slotte veel vijanden.

Zoals meer 19de-eeuwse Vlaamse agitators en letterkundigen (o.a. H. Lenaerts, E. Moijson) door tering ondermijnd, stierf Gerrits vroegtijdig.Lit.: J. Persijn, A. Snieders en zijn tijd, I—III (1925-1926); A. Snieders, Vlaamsch leven: Lode Gerrits (Antwerpen 1873, herdr. in: In ’t vervallen huis, 1877).

< >