is een begrip, dat zich in de geologie opgedrongen heeft en waarmede bedoeld wordt de toestand, waarin de bolschil zich bevindt, die onder de gekristalliseerde aardkorst voorkomt. Uit de voortplanting der transversale aardbevingstrillingen volgt, dat deze bolschil (het substratum) vast is, terwijl uit het binnendringen van magma in de aardkorst en het uittreden er van aan de aardoppervlakte blijkt, dat het substratum plaatselijk en tijdelijk vloeibaar kan zijn.
Aangezien aan „magma” het begrip vloeibaar gebonden is kan het substratum niet identiek zijn met magma. Wij stellen ons daarom voor, dat het substratum zich in het algemeen in de latent magmatische toestand bevindt en slechts nu en dan, hier of daar in de magmatische, dit is gloeiend vloeibare toestand overgaat. Wellicht is dit het gevolg van plaatselijke drukontlasting (z aarde).