IJslands filoloog (Langari 3 Juli 1808 Kopenhagen 4 Jan. 1891), verrichtte als nauwkeurig uitgever van sagateksten baanbrekend werk. Vooral het taalonderzoek trok hem aan, hetgeen blijkt uit zijn Frumpartar islenzkrar tungu (1846).
In 1848 werd hij lector, in 1862 hoogleraar te Kopenhagen. Na 1866 was het vooral de skaldenpoëzie, die zijn bijzondere belangstelling trok; een reeks van kleinere verhandelingen, vooral het tweede deel van zijn Njala-uitgave (1879-1889), zijn daarvan de bewijzen. Na zijn dood verscheen een deel van zijn colleges als Efterladte skrifter (2 dln, 1895-1897).