noemt men de wetten van 1901 (ingevoerd in 1905), welke zich de zorg voor de verwaarloosde en misdadige jeugd aantrokken. Zij waren 3 in getal:
1. de wet van 6 Febr. 1901, Stbl. 6a, die wijzigingen in het burgerlijk kinderrecht bracht;
2. de wet van 12 Febr. 1901, Stbl. 63, regelende het kinderstrafrecht;
3. de wet van 12 Febr. 1901, Stbl. 64, houdende beginselen en voorschriften omtrent maatregelen ten opzichte van jeugdige personen (penitentiaire kinderwet).
Voor de inhoud der kinderwetten, zie kinderrecht.