vrij zeldzaam verschijnsel, hierin bestaande dat kleine ijskorrels (van 1-4 mm doorsnee) uit de lucht vallen, doordat regen, in hogere, warmere lagen gevormd, een zo lange weg door onder o gr. C. afgekoelde lagen heeft afgelegd, dat hij bevroren beneden komt (z ijzel).
De korrels zijn min of meer helder en springen (in tegenstelling tot motsneeuw) terug als zij op een harde ondergrond vallen.