d.i. vertaling van het Hebreeuwse woord tzebaôth, of, naar de schrijfwijze der Vulgata, Sabaôth. Dit woord komt voor in de uitdrukking: Jahwe der heirscharen of: Jahwe (de ,,Here”), God der heirscharen, waarmede op vele plaatsen van het O.T. Israels God wordt aangeduid.
De „heirscharen” waren aanvankelijk de legerscharen van het Israëlietische volk (vgl. Exod. 12 : 41; Joz. 5 : 14 v. enz.), later het hemelse heirleger (vgl. o.a. Richt. 5 : 20) en ten slotte alle hemelse en aardse krachten en machten.Lit.: B. N. Wambacq, L’épithète divine Jahvé Seba’ôt (Paris en Brugge 1947).
