Engels letterkundige (Bristol 19 Sept. 1796 - Rydal 6 Jan. 1849), oudste zoon van S. T.
Coleridge, ontving zijn opvoeding in Ambleside en Oxford, kreeg na beëindiging van zijn studie aldaar een provisionele „fellowship”, maar werd in 1820 ontslagen wegens „onmatigheid”. Na twee jaar in Londen en nog enige jaren als onderwijzer te Ambleside trok hij zich in Grasmere terug en daarna te Rydal, waar hij verder bleef wonen, met een korte onderbreking te Leeds, waar hij de Biographia Borealis (1833), heruitgegeven als Worthies of Yorkshire and Lancashire (1852), het licht deed zien, benevens enige gedichten (1833), waaronder enkele zeer schone sonnetten. In zijn geboortestreek bracht hij verder zijn dagen door met studie, eenzame wandelingen en schrijven.E. C. VAN DER GAAF
Bibl.: beh. het reeds genoemde: The Dramatic Works of Massinger and Ford (1840, 48, 51), Essays and Marginalia, 2 dln (1851); The Complete Poetical Works Ed. R. Colles (1908); Letters Ed. G.
E. en E. L. Griggs.
Lit.: E. L. Griggs, H. C.
His Life and Work (London 1929); G. E. and E. L. Griggs, Letters of H.
G. (O.U.P. 1941); H. Hartman, H. C., poet’s son and poet (1931).
