Duits Germanist (Görlitz 13 Mei 1886), was hoogleraar te Frankfort a.d. M. en van 1930 af te Bonn.
In 1945 werd hij om politieke redenen uit zijn ambt ontzet. Hij schreef zeer veel, hoofdzakelijk over de Oudgermaanse en middeleeuws Duitse philologie, ook echter over de nieuwe Duitse literatuur. Tevens is hij een bekend folklorist. Zijn werk is van ongelijke waarde, soms zeer scherpzinnig, soms oppervlakkig.Bibl. (voorn. werken): Kurze historische Syntax der deutschen Sprache (1915); Altdeutsches Prosa Lesebuch (1916); Primitive Gemeinschaftskultur (1921); Grundzüge der deutschen Volkskunde (1922); Deutsche Dichtung der Gegenwart (1923); Frühgermanentum (1925); Wandlung und Erfüllung (1933); Der staufische Ritter (1936). Voorts versch. deeltjes over Oudhoogduitse taal- en letterk. in de Sammlung Göschen.
