D .C. is de naam van een interessant plantengeslacht uit de familie der Capparideeën*, voorkomend in tropisch en subtropisch Afrika, Azië en Amerika. Zijn soorten zijn 1-jarige of overblijvende kruiden met verspreide, 3- tot 7-tallige bladeren en eindelingse trossen bloemen met 4 kelkblaadjes, 4 genagelde bloembladeren en een lange spil, een zgn. andro- gynophoor, waarop in het midden 6 meeldraden en aan het eind een hauwvormig vruchtbeginsel met korte stijl, wordend tot een lange doosvrucht, die met 2 kleppen van onderen naar boven openspringt.
Wel de bekendste soort is G. pentaphylla D. C., een tot 3/4 m hoge plant met 5-tallige bladeren en witte bloemen, algemeen verspreid in de warme gewesten, bijv. op Java in de laagvlakte en op de lagere berghellingen, waar men de bladeren, gemengd met andere groenten, wel eet. G. speciosa D.G., een iets hogere soort uit Mexico, met grotere, rose bloemen, ziet men op Java als sierplant in tuinen vaak gekweekt.
