is de naam van een plantenfamilie, verwant met de Campanulaceeën, met 300 vnl. Australische soorten: kruiden, halfheesters of struiken zonder melksap, met verspreide ongedeelde bladeren en 5-tallige, 2-slachtige, meest zygomorphe bloemen in losse bloeiwijzen of alleenstaand.
Een bijzonderheid van de bloem is de zgn. pollenbeker, een soort kraag onder de stempel die, als deze door de groeiende stijl omhoog wordt geschoven, het stuifmeel der helmknoppen medeneemt. Het gewoonlijk 2-hokkige onderstandigevruchtbeginsel kan van één tot veel zaadknoppen per hokje bevatten en ontwikkelt zich tot een doos- of steenvrucht. Het eerste is het geval bij het honderden soorten omvattende, Australische geslacht Goodenia Smith. Dit leverde verschillende sierplanten op, bijv. G. gracilis R.Br., die ca ½ m hoog wordt en een pluim met fraaie, gele bloemen draagt; G. grandiflora Sims, met boven donker- of groenachtiggele en van buiten bruinachtige, grote bloemen, en G. ovata Sm. met gele, sierlijke bloemen, alle door middel van stekken te vermenigvuldigen.
Een steenvrucht vindt men bij het weinig minder grote, 83 soorten tellende, in hoofdzaak Australische geslacht Scaevola L.