Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GLOBULARIACEEËN

betekenis & definitie

kleine sympetale plantenfamilie met slechts 20 soorten in gematigd Europa, Macronesië en Noordoost-Afrika, verwant met de Labiaten (Lipbloemigen) en evenals deze met 5-tallige, 2-slachtige, zygomorphe bloemen en 4 of 2 meeldraden, maar met een afwijkend vruchtbeginsel, dat 2- of 1-hokkig is, met 1 zaadknop in elk hokje, of in het geheel maar met 1 zaadknop, en tot een teer i-zadig nootje wordt. Het zijn kleine overblijvende kruiden of halfheestertjes met verspreide, enkelvoudige, gaafrandige, omgekeerd-eivormige of langwerpige, aan de top veelal 3-tandige en bij voorkeur in een rozet geplaatste bladeren zonder steunblaadjes en met tot kogelvormige hoofdjes verenigde blauwe bloempjes.

Het belangrijkste geslacht is Globularia L. of kogelbloem, met 17 soorten in de Alpen en het mediterrane gebied.Daarvan is in Nederland enkele malen gevonden, vermoedelijk aangevoerd, G. vulgaris L., die een bebladerde stengel heeft. Onbebladerd is deze bij een tweetal verdere, in de Alpen gewone soorten: de grootbladige, on vertakte, kruidachtige G. nudicaulis L., een AJpenweidenplant, en de G. cordifolia L., een „Geröll”-plant met een houtige, liggende, sterk vertakte stengel en hoogstens 3 cm lange blaadjes.Een geneeskrachtig gewas en tevens een sierplant is G.Alypum L., die in het Z. van Europa op rotsen groeit. De bladeren, op die der myrte gelijkende, worden onder de naam van Folia Alypi, evenals de sennebladeren, als purgeermiddel gebruikt.

< >