Elk ruim of tussendek van een koopvaardijschip, dat met gestort graan wordt gevuld, moet voorzien zijn van een zgn. „Feeder”. Dit is in vele gevallen een smalle bak welke boven het ruim wordt aangebracht en welke eveneens met graan gevuld moet zijn.
De inhoud van deze bak moet volgens de Schepenwet een inhoud hebben van ten minste 2 pet van de gehele ruimte. Het doel van deze „Feeders” is, dat wanneer het graan in het ruim tijdens de reis bijzakt, de hierdoor ontstane ruimte bijgevuld wordt uit de „Feeder”. Hierdoor wordt voorkomen, dat het graan bij slecht weer en zwaar slingerend schip naar één kant loopt, waardoor gevaar voor de stabiliteit kan ontstaan.Wanneer een schip speciaal gebouwd wordt voor het vervoer van gestort graan wordt veelal het luikhoofd zó geconstrueerd, dat het 2 pct van de inhoud van het ruim uitmaakt. Hier doet het luikhoofd dus dienst als „Feeder”. Ook de turretschepen en vooral de trunk-schepen zijn zeer geschikt voor vervoer van gestort graan, aangezien hier de turret of trunk dienst doet als „Feeder”.
LT. T. ZEE II B. B. BAKKER