is de naam van een groep Germaanse stammen, waartoe de Hermunduren*, Sueben* en Semnonen* behoorden. De klassieke schrijvers spellen gewoonlijk Herminonen.
Het woord is afgeleid van een Germaanse woord ermina, dat wij ook terugvinden in de namen van Germaanse vorsten, onder wie Ermanarik* de vermaardste is geweest, en bovendien in de befaamde Saksische Irminsul*. Dit woord betekent in latere tijd „groot, verheven”, maar heeft oorspronkelijk een godsdienstige betekenis gehad. Het is niet onmogelijk, dat Irmin de naam is geweest van een oude godheid; ook de Nederlandse plaatsnaam Ermelo (ouder Irminlo) wijst daar op. Deze god, die de naam Verhevene draagt, zal dan dezelfde geweest zijn als de regnator omnium deus, die door de Semnonen vereerd werd en die wel de hemelgod Tiwaz {z Tyr) zal zijn geweest. De Erminonen vormden te zamen een amphiktyonie (z amphiktionen), evenals de Ingwaeonen* en Istraeonen*.