is de nog in het begin van de 19de eeuw gebruikelijke benaming voor een van boven open schietgat in de borstwering van een geschutemplacement of van een vestingwal. Meestal heeft het ondervlak of de zool van het schietgat dezelfde helling als het bovenvlak of plongée van de borstwering of wal, ten einde te kunnen schieten op de bedekte weg.
De embrasures in de holle flanken van een bastion waren zodanig aangebracht, dat uit die nabij de courtine de bedekte weg en uit die nabij het orillon of het épaulement de punt of saillant van het nevenliggende bastion kon worden beschoten.