Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DURHAM (graafschap)

betekenis & definitie

een der noordelijkste graafschappen van Engeland, telt op 2627 km2 (1946) 1.409.000 inw. De bodem is in het N. en vooral in het W. bergachtig, maar vrij vruchtbaar.

In het W. verheffen er zich uitlopers van de Penninische bergketen met uitgestrekte venen en heidevelden (moors). Hier ontspringen de Wear en de Tees, die in de benedenloop, evenals de Tyne, over een aanmerkelijke afstand zelfs voor zeeschepen bevaarbaar zijn. De „dales” van de Wear en de Tees zijn door hun natuurschoon, gezochte toeristengebieden. De kust wordt veelal door steile kalkkliffen gevormd (perm- en trias-formatie). Het belangrijkste middel van bestaan is de steenkoolmijnbouw (Sunderland, Bishop Auckland e.o.), waarvoor Sunderland en West-Hartlepool de uitvoerhavens vormen. Verder de ijzerwinning (bij Cleveland); de voornaamste hoogovens bevinden zich om Middlesborough. Zij gaven verder aanleiding tot andere metaalindustrieën (Stockton, Darlington, Middlesborough) en scheepsbouw (vooral langs de Tyne (South Shields, Jarrow enz.). Verder omvat de industrie glasfabricage en chemische bedrijven.Ook de landbouw is niet onbelangrijk: van de bodem is 20,4 pct bouwland, 44,5 pct permanent grasland en 21,7 pct natuurlijke weidegrond (1931). De veestapel omvat zowel veel schapen als runderen; de korthoornige Durhamkoe, die veel melk geeft, is beroemd. De kustplaatsen hebben zeevisserij. De grootste plaatsen zijn Sunderland, South Shields en Gateshead.

< >