is het onttrekken van zouten en andere in werkelijke oplossing aanwezige stoffen aan een colloïdale oplossing (zie Colloïden). Dit geschiedt in een toestel, dialysator, aangegeven door Graham in 1861.
Dit bestaat in de eenvoudigste vorm uit een glazen of metalen cylinder, van onderen afgesloten door een membraan, bijv. van cellophaan, collodium, perkament, varkensblaas enz., welke is geplaatst in een bak met water, dat geregeld wordt ververst. Daar de werkelijk opgeloste bestanddelen zeer veel sneller diffunderen (zie diffusie en osmose) dan de colloïdale stoffen, wordt de oplossing in de dialysator aldus gezuiverd van eerstgenoemde stoffen. Zo kan een sol van kiezelzuur, ijzerhydroxyde, eiwitten enz. worden gezuiverd. Ook het onttrekken van suiker aan de snijdsels van suikerbieten met water in de zgn. diffuseurs is een dialyse, daar hierbij de eiwitten e.d. in de pulp achterblijven. Bij de electro-dialyse wordt het diffusieproces versneld door het transport van ionen onder invloed van een electrisch spanningsverschil.