is het begrip dat de economie bezigt wanneer twee of meer goederen noodzakelijkerwijze samen moeten werken om nuttigheid op te leveren, ofwel verenigd een groter nut afwerpen dan geïsoleerd. Het verschijnsel der complementariteit komt vooral voor bij productiemiddelen en productiefactoren.
Bij complementaire goederen doet zich het probleem der toerekening voor van de gezamenlijk voortgebrachte waarde aan elk der medewerkende factoren. De combinatie kan een starre zijn, zij kan ook ruimte laten voor een quantitatieve variatie van een of meer of elk der productiefactoren. In overeenstemming hiermede hebben de pogingen tot oplossing van het toerekeningsprobleem enerzijds het middel der qualitatieve variatie (Oostenrijkse school) en anderzijds het middel der quantitatieve variatie (J. B.
Clark) aangegrepen.