L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Sapotaceeën. Het onderscheidt zich door een 5-delige kelk, een klokvormige bloemkroon met 5-delige zoom, 5 in de buis vastgehechte en tegenover de slippen der kroon geplaatste meeldraden, een bovenstandig, 5-10-hokkig vruchtbeginsel met een nagenoeg zittende, schildvormige, 5-10-lobbige stempel en een i-io-hokkige, 1-10-zadige bes. Het omvat een 70-tal, meest Westindische en Zuidamerikaanse bomen met melksap en verspreide, gaafrandige, van onderen vaak behaarde bladeren, waarvan sommige smakelijke en gezonde vruchten vóórtbrengen en andere als sierplanten in de Europese kassen worden gevonden. [i]C.
Caïnito[/i] L. of Sterappel is een fraaie boom ter hoogte van 10-12 m in West-Indië, met een bruine bast, neerhangende takken, van boven onbehaarde, van onderen viltige, goudkleurige bladeren en talrijke okselstandige, purperrode bloemen die purperrode, onbehaarde, ronde, smakelijke vruchten voortbrengt; C.glabrum Jacq. wordt 5 m hoog, groeit in de bossen op Martinique en heeft langwerpige, onbehaarde, van onderen bleke bladeren, in trossen staande bloemen, vruchten zo groot als olijven en zeer hard hout, dat vooral voor palen voor omheiningen om de koffieplantages gebruikt wordt; C. Macoucou Aubl., 10 m hoog, groeit in Guyana en op St Domingo aan de oevers van rivieren en heeft alleenstaande bloemen en peervormige, smakelijke vruchten; C. monopyrenum Sw., in West-Indië en aan de Orinoco te vinden, heeft rode, viltige bladeren, de bloemen in trossen en blauwe, smakelijke vruchten (Damasceense pruimen); en C. pomiforme Bert., een boom van Jamaica, draagt vruchten, die zo groot zijn als appels.
